Macht euch mit dem Wohnmobil auf den Weg und erlebt die Freiheit des Campings mit dem Komfort eines mobilen Eigenheims. Entdeckt alle Wohnmobilstellplätze, die Friesland zu bieten hat, und wählt euren Favoriten.
Voor deze sprong doe ik een extra beroep op je verbeeldingsvermogen. We staan bij het ronde bankje en gaan terug naar het jaar 1540, in dezelfde tijd als de bouw van de Stins die we net zagen. Ga even rustig zitten als je dat fijn vindt.
Ben je zover? Oké, daar gaan we. Het is de tijd van de reformatie en ook Friesland keert zich tegen het katholicisme. Het is de tijd van ‘hagenpreken’ en overal ontstaan verscholen kerkjes. Zo ook op de plaats waar later de snackbar en het terras zouden staan, staat een schuilkerk in de vorm van een oude schuur. Dit is één van de eerste Doopsgezinde gemeentes. Van buiten ziet het eruit als een schuur, maar binnen waan je je in een kerk, compleet met preekstoel. Het huis rechts van De Pastorij is de oude pastoriewoning. ‘t Far loopt hier omheen en waar later dit pleintje is, staan nog een paar oude huisjes aan het water. Deze huisjes worden pas in je jaren zestig van de 20e eeuw afgebroken. Oke, even bijgekomen? We gaan weer verder!
De illusie van tijd leerde ons al dat wij over water kunnen lopen, en dus loop maar mee, tussen de grote keien door naar de T-splitsing.
OUROND pas nei it griene börd wêrt ik in geef gedicht op lês wyt ik, hiest tot för kört förbij in trepke en it gers genôch foar jong en âld om förtst it wytst wer furt te ranen wurdt alles minder kâld dan hast dy dêrby del te jaan t is goed, dit gasterlân san dichter hoecht nit op te jutten aanst lis ik bij it strân k he lauwer toch gin kâlde futten
In deze nog nauwelijks herkenbare boerderij uit 1881 werd het vroegere “café Wed. R. Zwart” gerund. In 1921 aanmerkelijk verbouwd tot café-restaurant door de toenmalige nazaat en uitbater, Jan Zwart. Het etablissement heette toen Café Zwart. Deze uitspanning is vooral ook bekend door de stakingsbijeenkomsten eind 19e eeuw.
Janke van Vondel, oud 64 jaar, arbeidster uit Appelscha, is de enige vrouw die in de parlementaire enquête over de veenderijen – zowel in Fryslân, Groningen als Drenthe – aan het woord komt. Zelf werkt ze niet meer in het veen, dat kan ze niet meer. Maar tot haar zestigste heeft ze dat altijd gedaan. Ze geeft de commissie onomwonden haar mening. “Waar is de plaats der vrouw? Thuis! Dan kregen de kinderen betere opvoeding en beter onderwijs. Nu eens verbrandt er een kind, dan weder verdrinkt er een. Dat kan voorkomen worden.” Een dergelijk citaat geeft reeds aan hoe erbarmelijk de omstandigheden waren waaronder destijds mannen, vrouwen en kinderen in de Ooststellingwerver venen hun werk moesten verrichten. Het ging om lange werkdagen, zwaar werk en slechte verdiensten, waarbij de lonen niet vooraf waren vastgelegd. De arbeiders wisten niet precies wat ze het komend veenseizoen zouden verdienen en legden zich er bijvoorbeeld knarsetandend bij neer dat turven per stok werden gerekend, zonder te weten wat deze maat officieel inhield.
Ook de vakbondsredevoeringen van Pieter Jelles Troelstra in Café Zwart zijn legendarisch. En ook diens bemoeienis met de broodstaker Bruinsma is een bekend gebeuren. Troelstra zou in 1893 met de Appelschaster veenarbeiders te maken krijgen, toen hij Bruin Tjibbes Bruinsma voor de rechtbank verdedigde. Deze was voor zijn optreden bij de stakingen van 1888 uit zijn huis gezet, zou de eerstvolgende jaren in zijn eigen dorp geen werk meer vinden en moest eerst in de Drentse venen en daarna in Duitsland zijn brood verdienen. Voor zijn interventie bij de armmeesters – hij zou de armvoogd hebben gedwongen brood te geven en een veldwachter met de dood hebben bedreigd – kreeg hij 15 maanden cel, de briljante verdediging van Troelstra ten spijt. Het gevolg was wel, dat progressieve liberalen zich gingen bemoeien met de armoede in Friesland en de vervolging van socialisten en arbeiders- en stakingsleiders. Ook hier: resultaat op langere termijn.