Heiligeweg 19
Harlingen
‘Chellie’ Speijer zet de zaak in manufacturen en confectie voort, die zijn ouders in 1911 op de hoek Heiligeweg/Grote Kerkstraat hebben geopend. Met zijn vrouw Hanna en hun zoontjes Elkan Aron (1930) en Cäcil David (1933) woont hij naast de winkel.
Take a look
Opgepakt om een fles melk
‘Chellie’ Speijer zet de zaak in manufacturen en confectie voort, die zijn ouders in 1911 op de hoek Heiligeweg/Grote Kerkstraat hebben geopend. Met zijn vrouw Hanna en hun zoontjes Elkan Aron (1930) en Cäcil David (1933) woont hij direct naast de winkel, op nummer 19.
Als vertegenwoordiger van de Joodse Raad en voorzitter van het kerkbestuur van de Joodse gemeente heeft Chellie Speijer een vooraanstaande positie. Op 2 februari 1941 opent hij de bestuursvergadering met de woorden: ‘Overal om ons heen woedt de oorlog. Geve God dat daaraan spoedig een einde kome.’ Dat gebeurt echter niet, integendeel. Het zal de laatste bestuursvergadering zijn, omdat een stortvloed aan anti-Joodse verordeningen het leven vrijwel onmogelijk maakt.
Op 22 februari 1943 wordt Chellie Speijer gearresteerd, omdat hij voor ƒ 0,50 clandestien een fles volle melk van de stalhouder Jonkman heeft gekocht. Die houdt naast zijn paarden ook een koe, voor eigen gebruik en zijn personeel. Speijer wordt overgebracht naar het Huis van Bewaring te Leeuwarden.
Enkele dagen voor zijn deportatie mag hij terug naar zijn gezin. Op de laatste avond brengt hij de fietsen van zijn zoons bij de buren en zegt: ‘Als we over een half jaar niet terug zijn, zijn onze jongens de fietsen ontgroeid. Dan mag Freek ze wel gebruiken.’ En zo gebeurt het ook: buurjongetje Freek zal eerst de fiets van Cäcil aftrappen, en daarna die van Elkan. Met hun ouders worden de jongens op 26 maart 1943 in het vernietigingskamp Sobibor in Polen vermoord.