Op 11 november 1944 kregen piloten van de Royal Canadian Air Force, die hun basis hadden op vliegveld Welschap bij Eindhoven, de opdracht om in twee groepen de sluis bij Terherne te bombarderen. Het sluiscomplex lag in een belangrijke scheepvaartroute waarlangs de Duitsers goederen en militair materieel vervoerden.
Even na negen uur in de ochtend vertrokken de twee groepen Hawker Typhoon jachtbommenwerpers kort na elkaar vanuit Eindhoven voor hun missie. Aangekomen bij Terherne bombardeerde de eerste groep succesvol één van de twee sluisdelen. De tweede groep verging het minder. De bommen uitgeworpen door de piloot van het eerste vliegtuig explodeerden op het moment dat het tweede vliegtuig van John Gordon Fraser laag boven de sluis was aangekomen om zijn bommen erin te gooien.
Zijn vliegtuig werd in het koelsysteem geraakt door scherven van de bommen die onder hem explodeerden. Hierdoor liep de motortemperatuur snel op. De piloot van het derde vliegtuig meldde over de boordradio dat er rook uit de motor kwam, waardoor het voor John Gordon Fraser al snel duidelijk werd dat hij zijn basis niet zou bereiken en een geschikt terrein zou moeten vinden voor een noodlanding.
Kort daarna maakte hij hier op de Scharweg een geslaagde noodlanding. Piloot Fraser heeft zich na de noodlanding aanvankelijk in het Easterskar schuilgehouden. Siebe de Jong en Jan Sloothaak voorzien hem van burgerkleding en eten. Met hulp van het verzet komt hij vervolgens na wat omzwervingen via o.a. Joure, Akmarijp en Oudehaske in Tjalleberd terecht.
Daar assisteerde hij Lykele Faber, agent van het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO), die in november 1944 samen met Peter Tazelaar bij Haskerhorne was gedropt. Hun missie, codenaam Necking, was om het radiocontact met Londen te onderhouden, het Friese verzet te organiseren en te helpen met het opzetten van locaties waar voorzieningen, wapens en munitie per parachute konden worden afgeworpen.
Tussen de diken rust de see in myn akkers. Het kunstwerk van Henk Rusman hier aan het begin van het dorp Sint Annaparochie beeldt de ontstaansgeschiedenis van de polder en voormalige gemeente het Bildt uit: drie dijken waartussen zee land is geworden.
De zee is overwonnen, maar het binnenwater moet wel altijd beheerst en beheert worden. Het Wetterskip voert daarom regenwater af in natte perioden, zoet water aan in droge periodes, vermindert het zoutgehalte door het water door te spoelen en dan hebben we het nog niet eens over (riool)waterzuivering. En dat gaat allemaal niet vanzelf. Ook dit gemaal staat hier in al haar bescheidenheid belangrijk werk te doen. Het zorgt ervoor dat het water van deze vaart die door Sint Annaparochie naar het noorden stroomt, op de oude boezemhoogte blijft en wordt ververst. Anders staat het water te laag aan de kade midden in het dorp.
Inwoners waren tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw nauw betrokken bij de waterbeheersing. Gemalen werkten nog niet zoals tegenwoordig: volautomatisch en op afstand bedienbaar, en dus sprongen Bilkerts in opdracht van een van de waterschappen op de fiets naar een gemaal vlakbij, om een knop in te drukken en het water zo een zetje te geven. In de wijde omgeving en ook in de rest van Friesland zag je zulke kleine gemalen, Amerikaanse windturbines en een enkele oude poldermolen, die allemaal hun eigen landerijen droog pompten.
Toen het zeegemaal in Zwarte Haan er kwam en dit kustgebied van de Friese boezem werd afgesloten werden de kleine gemaaltjes in het Bildt overbodig. Behalve deze dan, die eerst aan de andere kant van het dorp stond.
Ingesproken door: Marc van Vliet is een creatieve autodidact in verschillende disciplines. Van beeldend, theater en installatie tot performance en ontwerp. De laatste jaren ligt de nadruk op land-art, installaties, en kinetische objecten.
Over zijn jarenlange samenwerking met Joop Mulder, die begon bij de start van theatergroep Tuig, zegt Marc het volgende:
“Door Joop: is Tuig ontstaan, zijn we op Terschelling gekomen. Ben ik van het wad gaan houden. Verliefd geworden op Terschelling. In vertrouwen, mijzelf mogen ontwikkelen. In Europa beland met Tuig. In Zuid-Afrika, in New York. Landschappelijke installaties kunnen maken. In vertrouwen, in vrijheid. Met weinig woorden, maar met volledige steun. Een zetje, een deur openen, ruimte bieden, vergezichten. Voor mij, en voor ongelooflijk veel mensen. Held! Voor altijd. Verbonden met het eiland, het wad, creativiteit, het festival en het landschap. Allemaal door Joop.”
Dit verhaal is onderdeel van de route Gemalen Verhalen van Sense of Place