Op 11 april 1945 werd duidelijk dat de Duitse weerstand in het noorden van Nederland beperkt was. De geallieerden grepen op 12 april deze kans om zo snel mogelijk op te rukken naar Friesland. Een van de belangrijkste doelen was het bevrijden van Leeuwarden. Hiervoor was de 9th Canadian Infantry Brigade aangewezen. Maar het zou uiteindelijk anders lopen.
Op 12 april reden de Royal Canadian Dragoons bij Noordwolde Friesland binnen. Zij dienden met hun gepantserde voertuigen verkenningen uit te voeren en zo snel mogelijk de Waddenzee te bereiken. Daarmee werden de Duitse troepen in Friesland en Groningen van elkaar gescheiden.
In de nacht van 14 op 15 april stonden drie Squadrons van de Dragoons bij Suameer. Burgum kon eerder die dag niet meer bereikt worden omdat de brug bij de Burgummerdaam door de Duitsers was opgeblazen.
Intussen was er van alles gaande in het nabijgelegen Leeuwarden. Op 12 april was het vliegveld door de Duitsers opgeblazen. En vanaf 14 april verlieten zij de stad. Leeuwarden zou niet worden verdedigd. Het Burgerweeshuis dat onderdak had geboden aan verschillende Duitse instanties werd in brand gestoken. Een poging om de telefooncentrale op te blazen mislukte door een geniale ingreep van het verzet. Dat verzet ging bovendien in de vroege ochtend van 15 april massaal de straat op om belangrijke punten te bezetten en achtergebleven Duitsers gevangen te nemen.
De Dragoons in Suameer hadden contact met het verzet in Leeuwarden. Door verschillende berichtgeving was het onduidelijk of er nu hard gevochten werd in Leeuwarden of dat de Duitsers de stad volledig hadden verlaten. Doordat de Duitsers belangrijke bruggen op de route van Heerenveen naar Leeuwarden hadden opgeblazen kon de infanterie niet snel bijstand verlenen.
Daarom gingen de Dragoons zelf een kijkje nemen. In eerste instantie werd een patrouille van vier voertuigen over de Groningerstraatweg rond half twaalf de stad in gestuurd. Eén van de Canadezen in die voertuigen tekende het volgende op:
‘As we entered the city, passing through the concrete barrier by the narrow passageway left for normal traffic, we were met by an almost hysterical patrol of Resistance men […] In a few moments the news of our arrival had spread through the city, and we were given a fantastic welcome as we rolled slowly forward into the centre of town.
Een Leeuwarder herinnerde zich:
‘Wij woonden dicht bij de Groningerstraatweg, waar onze bevrijders langs kwamen. Met vele honderden stonden wij daar, allemaal blijde toeschouwers. Ineens schoten twee dames uit de rij naar voren en vlogen de Canadezen om de hals met de volgende woorden: “Och skatten, binne jimme daar eindelijk!
Nadat de patrouille had vastgesteld dat de kust veilig was, volgde het hele C Squadron, een detachement van de Royal Canadian Engineers en Regimental Headquarters van Lieutenant-Colonel Landell. Leeuwarden was bevrijd. Hierna gingen duizenden de straat op. Eén van de Canadezen schreef:
‘We halted, and were immediately surrounded by laughing, yelling mobs of people, bringing flowers to give to us, and cheering every move. The Resistance men were everywhere, doing their best to keep the people within bounds and off the cars, but their efforts were hardly necessary. I never saw a more satisfying gathering in my life.’
Leeuwarden was door onverwachte omstandigheden bevrijd door de Dragoons. In de nacht van 15 op 16 april trok alsnog Canadese infanterie de stad in.
De fusillade in Dokkum is de grootste fusillade geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Friesland. Een bloedig dieptepunt in de steeds hardere strijd tussen de Duitse bezetter en het verzet.
Het gaat om een wraakactie: drie dagen eerder overvalt het verzet bij het dorp De Valom een auto van de Sicherheitsdienst (SD) met daarin een belangrijke gevangene, in de hoop deze te bevrijden. Bij het vuurgevecht dat ontstaat komen een Duitse SD-er en zijn Belgische chauffeur om het leven.
Artur Albrecht, SD-chef in Friesland, is furieus en wil volgens een getuige Dokkum 'van de kaart van Nederland laten verdwijnen'. Zijn meerderen van de SD-Dienststelle in Groningen geven hem hier echter geen toestemming voor. In plaats daarvan worden twintig gevangenen uit gevangenissen in Friesland en Groningen gehaald en meegenomen naar een weiland aan de Woudweg in Dokkum.
De burgemeester van de stad is zelfs van huis gehaald om toe te kijken. De mannen moeten op een rij gaan liggen in de sneeuw. In groepjes van vijf worden ze naar voren geroepen. Dan klinken er schoten. De lichamen van de slachtoffers moeten een etmaal blijven liggen in de sneeuw, als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking. De slachtoffers zijn Friezen en Groningers. Sommigen zijn actief in het verzet, anderen zijn Todeskandidaten.
Aan de Woudweg in Dokkum herinnert een monument aan het drama. Jaarlijks is er bij dit monument een kranslegging waarbij leerlingen van scholen in Dokkum worden betrokken.
Verschillende leden van het vuurpeloton worden na de oorlog berecht voor hun betrokkenheid bij de fusillade en krijgen de doodstraf. Zo ook Artur Albrecht. Hij wordt op 21 maart 1952 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Het is het laatste doodvonnis dat in Nederland wordt voltrokken.
Dokkum op de Dam
Enkele jaren later, op 4 mei 1956, onthult koningin Juliana het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam. Het monument speelt een centrale rol bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei die ook altijd wordt bijgewoond door het staatshoofd.
In het monument zijn elf urnen opgenomen met daarin ‘in bloed gedrenkte aarde’. Aarde afkomstig van van strijd- en fusilladeplaatsen uit de elf provincies. Later is ook een 12e urn met aarde uit Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) toegevoegd.
Voor het vullen van de Friese urn is aarde gehaald uit de omgeving van Kornwerderzand, strijdtoneel in de meidagen van 1940. Ook is aarde gehaald van fusilladeplaatsen, waaronder de Woudweg in Dokkum en Dronrijp waar op 11 april 1945, een paar dagen voor de bevrijding nog dertien mensen zijn gefusilleerd.