Tjioemboeloeit– Woonhuis en opslagschuur voor kunstmest
Appelscha
Rond 1867 werd er nabij de sluis Stokersverlaat een groot huis met schuur gebouwd. Omdat de veengronden rond Appelscha na het afgraven bemest moesten worden om er gewassen op te kunnen telen, werd de schuur van dit pand gebruikt voor de opsl...
Sjoch alfêst efkes
Rond 1867 werd er nabij de sluis Stokersverlaat een groot huis met schuur gebouwd. Omdat de veengronden rond Appelscha na het afgraven bemest moesten worden om er gewassen op te kunnen telen, werd de schuur van dit pand gebruikt voor de opslag van kunstmest.
De in Appelscha en omgeving geproduceerde turf werd per schip afgevoerd via de Opsterlandsche Compagnonsvaart. Nadat het veen was afgegraven werden de vrijkomende gronden geschikt gemaakt om als landbouwgrond te worden verpacht of verkocht. Daarvoor was veel kunstmest nodig, die werd aangevoerd met dezelfde schepen die de turf afvoerden.
Naast de opslag in de schuur werd in het rechter gedeelte van de woning ook nog handel gedreven: er was een (scheeps)winkeltje in gevestigd. Hier konden de schippers – waarschijnlijk met ‘gedwongen winkelnering’ – hun levensmiddelen en andere benodigdheden kopen.
De gevelsteen met opschrift ‘Tjioemboeloeit 1857’ kent een eigen geschiedenis. Het schuurgedeelte van het pand is in 1878 door brand verwoest. Tijdens de herbouw ontstond de behoefte aan een flinke stoepsteen. Deze werd gevonden op een veiling van materiaal afkomstig van een afgebroken boerderij in Smilde. De steen werd gekocht en naar Appelscha vervoerd, maar bleek uiteindelijk toch niet geschikt als stoepsteen. Men vond het echter zonde om hem niet te gebruiken, dus werd besloten om hem dan maar in de gevel te plaatsen, waar het opschrift tot heden nog altijd vragen oproept.
Gebleken is dat de naam afkomstig is uit de streek ten noorden van de stad Bandung in Indonesië. Ooit lag daar een kampong Tjioemboeleuit alwaar een gouvernementele cultuuronderneming met dezelfde naam was gevestigd. Waarschijnlijk werd daar thee en/of rijst geproduceerd. De naam laat zich uit het Soendanees vertalen als “Rivier, vader van de rijstschuur” en is tevens de naam van het riviertje waaraan de betreffende plantage lag. Deze naam is vermoedelijk door iemand die handel dreef met de plantage meegenomen naar het vaderland, waarbij er een spelfout in is geslopen.
Appelscha ligt in de zuidoostelijke punt van Fryslân op de grens met Drenthe. Het is in eeuwen- oude documenten van 1247 terug te vinden als nederzetting ‘Appels’. Vanaf het midden van de 13e eeuw heet het dorp ‘Appelsche’. Pas in de 19e eeuw wordt die naam veranderd in
Appelscha. Het achterste stukje van de naam (-scha of -sche) betekent bos. De betekenis van Appelscha zou dus zijn: ‘Appelbos’.
Het dorp bestond eeuwenlang uit een klein aantal boerderijen rondom de Boerestreek. Rond 1450 werden dijken aangelegd om het dorp tegen het oprukkende moeras (de latere veengronden) te beschermen. Pas in de 19e eeuw ontwikkelde zich het dorp Appelscha. In 1815 woonden er 155 mensen in (Oud)Appelscha. Vanaf 1827 breidt het dorp zich snel uit. Medio 1893 woonden er al 2312 mensen in Appelscha.
Duizenden Friese arbeiders komen hier werken om turf te winnen. De turf werd afgevoerd langs de Opsterlandse Compagnonsvaart. Deze vaarroute, waar gedurende 200 jaar aan gewerkt is, in periode 1630 - 1830 en die we nu kennen als de Turfroute, loopt van de Drentse Hoofdvaart tot aan Gorredijk. De Compagnons Het zijn de Gezamenlijke Compagnons der
Opsterlandsche en Ooststellingwerver Veenen en Vaerten (Compagnons) die de vervening ter hand namen. De exploitatie verliep in het algemeen als volgt: De Compagnons verkochten het veen aan de eigenlijke verveners. De ondergrond behielden ze zelf in eigendom om deze later te verkopen of te verpachten. De compagnons bemoeiden zich ook met de bebouwing van het dorp. Ze bepaalden namelijk dat er op een bepaalde strook langs het kanaal slechts huizen mochten worden gebouwd van steen en met een minimum bouwsom van hfl 300,- Het heette dat dit gebeurde om te voorkomen dat er hutten en krotten zouden worden gebouwd. In de praktijk betekende dit uiteraard dat de veenarbeider niet langs de vaart en dus in het dorp kon wonen.
Het gemeentelijk monument Vaart NZ 18 Rond 1867 werd ter hoogte van de sluis Stokersverlaat (daterend van 1819) een groot huis met schuur (nu bekend is als Vaart NZ 18 (Tjioemboeloeit) gebouwd door J. van den Bosch, voor diens zoon Jacob Freerks van den Bosch. Wetende dat de veengronden na het afgraven bemest moesten worden om gewassen te telen, werd de schuur van dit pand gebruik voor de opslag van kunstmest. Daarmee hadden de compagnons in aanzienlijk mate invloed op de hele ‘economische keten’. Schepen die eerder leeg terugvoeren van Amsterdam naar Appelscha, namen nu op de terugvaart kunstmest mee. Naast opslag van kunstmest in de schuur was in het rechterdeel van het huis ook nog een (scheeps)winkeltje gevestigd. Hier konden de schippers (met gedwongen winkelnering?) hun levensmiddelen en benodigdheden aankopen.
Na de verveningstijd is de functie van de woning en schuur in fasen gewijzigd naar de huidig volledige woonfunctie. Sinds 2006 staat het pand op de gemeentelijke monumenten- lijst. Kenmerkend is dat het aanzicht op een enkel detail na, sinds de bouw rond 1867, niet gewijzigd is.
In Historische Wandelingen door Friesland (1894-1917), geschreven door J. Hepkema, staat een merkwaardig verhaal te lezen over het avontuur dat deze wandelaar beleefde toen hij het dorp Appelscha bereikte en daar zoals hijzelf zegt, stamelend stil is blijven staan voor een ‘deftige schuur oftewel pakhuis’ bij het verlaat en de brug aldaar, tegenover den opweg naar de bekende duinen, en hij daarop ‘een moderne inscriptie met sprekende letters’ ontcijferde als ‘Tsjomboeloeit’.
Maar hoe ‘sprekend’ ook deze letters waren, dat verhinderde hem niet deze inscriptie verkeerd te lezen. Klaarblijkelijk speelde zijn Friese herkomst hem parten, toen hij de eerste lettergreep las als ‘Tsjom-‘, in plaats van wat er werkelijk staat: ‘Tjioem-‘. Toen hij aan een voorbijganger vroeg, wat dit wel mocht betekenen, kreeg hij ten antwoord: ‘een soort kunstmest’. Hoewel hem dit ‘heel wel’ mogelijk leek, vertrouwde hij het zaakje toch blijkbaar niet helemaal en sprak er over met ‘den bezitter van het pand’, die hem als volgt inlichtte: ‘Het opschrift was afkomstig van iemand die in China een zaak in thee had gedreven. Toen hij later naar Appelscha verzeild was, plaatste hij datzelfde opschrift op zijn affaire daar en toen tenslotte dat pand verkocht werd en in het bezit kwam van “onze zegsman”, werd de raadsel-achtige inscriptie curiositeitshalve overgebracht naar genoemd schuur, waar het nu meer attentie trekt, dan andere opschriften, die zo helder zijn als glas. Menig passerend voertuig uit den vreemde houdt er expresselijk voor stil. Wat het beduidt? Het zou Maleis zijn, en nijverheid betekenen. Of het waar is, moeten we in het midden laten.’
De zoektocht Het gaat hier niet om een inscriptie of opschrift, maar om de in de voorgevel van de schuur gemetselde blauwe steen waarin gebeiteld het woord Tjioemboeloeit met het jaartal 1857 staat. Het huis is echter gebouwd na 1857.
Brand
In het jaar 1878, eind februari/begin maart, is het schuurgedeelte van het huis door een grote brand verwoest. Een gebeurtenis die in de familie Van den Bosch veel indruk heeft gemaakt. Natuurlijk moest de schuur worden herbouwd en toen ze de behoefte hadden aan een stoepsteen werd daarnaar uitgekeken. Ze vonden die op een veiling in onroerend goed van een afgebroken boerderij in Smilde, want daar kwam de steen met het opschrift Tjioemboeloeit vandaan. Hij werd gekocht en meegenomen naar Appelscha. Maar toen ‘puntje bij paaltje’ kwam, bleek de steen toch niet geschikt voor het doel waarvoor hij gekocht was. Ze vonden het zonde van het geld om deze niet te gebruiken en er werd besloten de steen in de gevel van de schuur te plaatsen. En daar zit de steen nu ruim 135 jaar later nog en doet net als toen nog steeds veel mensen stilstaan.
Hjir fine jo Tjioemboeloeit– Woonhuis en opslagschuur voor kunstmest
Vaart NoordzijdeAppelscha Plan dyn rûte
fanôf dyn lokaasje