Na de bevrijding van Sneek op 15 april 1945 trokken Canadese troepen naar de Afsluitdijk. Het Friese verzet raadde de aanval af. Het herinnerde zich de meidagen aan het begin van de oorlog, hevige gevechten volgden voor Wons en Pingjum.
Nadat de Canadezen feestelijk Leeuwaren waren binnengetrokken, was het zaak om snel door te stoten naar Franeker om de laatste ontsnappingsmogelijkheid van de Duitsers over de Afsluitdijk en het IJsselmeer te verhinderen. Vanuit het zuidoosten werd op 16 april de aanval tegen de Afsluitdijk ingezet, maar al snel liepen de Queens Own Rifles met hun tanks tegen de sterke Duitse verdediging aan.
Daarna werd het dorp Wons omsingeld, maar de Duitsers verweerden zich, met name bij Pingjum bijzonder fanatiek. Er waren veel sluipschutters actief en de Canadezen werden vanuit boerderijen onder vuur genomen. Om de Duitse weerstand te breken werden geallieerde vliegtuigen en artillerie ingezet. Bij de beschieting gingen vijf boerderijen in vlammen op, zes burgers, één Canadees en 46 Duitsers kwamen om het leven. Op 18 april 1945 konden de Canadezen melden dat het gehele gebied van vijanden was gezuiverd.
In deze nog nauwelijks herkenbare boerderij uit 1881 werd het vroegere “café Wed. R. Zwart” gerund. In 1921 aanmerkelijk verbouwd tot café-restaurant door de toenmalige nazaat en uitbater, Jan Zwart. Het etablissement heette toen Café Zwart. Deze uitspanning is vooral ook bekend door de stakingsbijeenkomsten eind 19e eeuw.
Janke van Vondel, oud 64 jaar, arbeidster uit Appelscha, is de enige vrouw die in de parlementaire enquête over de veenderijen – zowel in Fryslân, Groningen als Drenthe – aan het woord komt. Zelf werkt ze niet meer in het veen, dat kan ze niet meer. Maar tot haar zestigste heeft ze dat altijd gedaan. Ze geeft de commissie onomwonden haar mening. “Waar is de plaats der vrouw? Thuis! Dan kregen de kinderen betere opvoeding en beter onderwijs. Nu eens verbrandt er een kind, dan weder verdrinkt er een. Dat kan voorkomen worden.” Een dergelijk citaat geeft reeds aan hoe erbarmelijk de omstandigheden waren waaronder destijds mannen, vrouwen en kinderen in de Ooststellingwerver venen hun werk moesten verrichten. Het ging om lange werkdagen, zwaar werk en slechte verdiensten, waarbij de lonen niet vooraf waren vastgelegd. De arbeiders wisten niet precies wat ze het komend veenseizoen zouden verdienen en legden zich er bijvoorbeeld knarsetandend bij neer dat turven per stok werden gerekend, zonder te weten wat deze maat officieel inhield.
Ook de vakbondsredevoeringen van Pieter Jelles Troelstra in Café Zwart zijn legendarisch. En ook diens bemoeienis met de broodstaker Bruinsma is een bekend gebeuren. Troelstra zou in 1893 met de Appelschaster veenarbeiders te maken krijgen, toen hij Bruin Tjibbes Bruinsma voor de rechtbank verdedigde. Deze was voor zijn optreden bij de stakingen van 1888 uit zijn huis gezet, zou de eerstvolgende jaren in zijn eigen dorp geen werk meer vinden en moest eerst in de Drentse venen en daarna in Duitsland zijn brood verdienen. Voor zijn interventie bij de armmeesters – hij zou de armvoogd hebben gedwongen brood te geven en een veldwachter met de dood hebben bedreigd – kreeg hij 15 maanden cel, de briljante verdediging van Troelstra ten spijt. Het gevolg was wel, dat progressieve liberalen zich gingen bemoeien met de armoede in Friesland en de vervolging van socialisten en arbeiders- en stakingsleiders. Ook hier: resultaat op langere termijn.