3 must-see musea in de Friese Wouden
Arbeid en Ambacht
Met mijn vers aangeschafte Passe-Partout Friese musea in de pocket, hoefde ik alleen nog te kiezen welke drie musea ik ging ontdekken. Friesland heeft 70 musea, maar bij de deal voor het Passe-Partout zijn 20 musea aangesloten. Dat maakt de keuze iets makkelijker. Ik begon bij Scherjon`s klompemakerij in Noordbergum en vandaaruit waren de andere culturele uitstapjes een logisch vervolg. Hoe de musea me verraste lees je in deze blog.
Het Friese leertje
‘Op sokken naar buiten = geen zakgeld’ peperden ze mij vroeger in. Zakgeld krijg ik al lang niet meer, maar toch tast ik braaf naar iets om mijn voeten in te schuiven als ik met mijn armen vol vuilniszakken in de deuropening sta. Na heel wat sneakers te hebben vertrapt in een poging ze aan te wurmen, ben ik toe aan het gemak van klompen. Die ga ik halen bij Scherjon’s klompenmakerij.
Een beetje verrast kom ik terecht in een net en educatief museum. Waar ik verwachtte een aantal oude klompen en wat oud gereedschap te vinden als een leuke aanvulling op de klompenmakerij, krijg ik een leerzame expositie met klompen van over de hele wereld. Voor elk type werk en gelegenheid is er een klomp met zijn eigen functie of versiering. Veenarbeiders uit de buurt gebruikten bijvoorbeeld klompen met een breed plateau om niet weg te zakken in het veen. En wist je dat klompen een spannend cadeau waren om als verloofde aan je aanstaande bruid te geven?
Op een gezellige zolder waar je met een groep of bedrijfsuitje kan zitten, wordt de geschiedenis van het huis verteld. Troepen bedelende kinderen belaagden rond 1840 de reizigers die door Burgum trokken. De armoede onder de bewoners van Spitketen (Plaggenhutten) was zo groot dat de gemeente een huis stichtte, waar de armste mensen onderdak kregen in ruil voor werk in dienst van dit armenhuis. In 1960 begon de familie Scherjon er een klompenmakerij.
En dat doen ze nog steeds. Klompen maken. In de winkel helpt een enthousiaste medewerker me de juiste maat te vinden en wordt het bekende leertje op maat gemaakt. Elke streek had vroeger zijn eigen klompenmaker en een eigen model. De Scherjon klomp staat bekend om het oranje-bruine vlekken patroon en het leren riempje. Ze noemen het de Fryske Learkeklomp.
Dus schoenen uit, klompen aan, en een blik op de kaart voor de volgende bestemming. Openluchtmuseum De Spitkeet is vlakbij. Daar ervaar je hoe de bewoners van spitketen werkten en leefden. Ik zie al verbanden ontstaan voor een thema. Arbeid en ambacht.
In een hol boven de grond…
Een uurtje voor sluitingstijd kom ik aan bij De Spitkeet in Harkema. Op het museum terrein staat de lawei omhoog, een mand aan een stok die voor de veenarbeiders aangaf wanneer ze pauze hadden, naar huis mochten of moesten werken. Omhoog betekend werken. Ze zijn nog open dus. Al vraag ik me af of ze dit systeem nog gebruiken.
Met een informatiefoldertje in de hand en de hulp van een aantal rode pijlen vind ik mijn weg over het terrein van Openluchtmuseum Harkema. Op het foldertje staan verschillende woningen uit de periode 1840 – 1950, ik ben benieuwd naar de naamgever van dit park; De Spitkeet. Een plaggenhut waar de armste bevolking in woonde. Dat dacht ik tenminste, maar de allerarmsten konden geen spitkeet betalen en woonden in uitgegraven aarde-bulten. Een hol boven de grond. In ‘De Hobbit’ van Tolkien klinkt dat misschien gezellig, maar als je in de donkere holwoning in Harkema staat kan je je niet voorstellen dat het gezellig was.
De spitkeet is even donker en benauwend. Ik hou van primitief overnachten en koken, maar het idee dat hier meerdere mensen dicht op elkaar leefden en binnen kookten, trekt mij niet. De woon- en werkomstandigheden waren slecht aan het begin van de 19e eeuw. Arme arbeiders hopten tussen boeren en turfgraverijen en sprokkelde in de winter wat geld bij elkaar met het maken van heideboenders. Vegers van takjes. In een kleine schuur staan de gereedschappen die ze gebruikten. Ik herken meteen de veenklompen met hun brede plateau. Maar wist jij dat ze die ook voor paarden maakten?
De spitketen veranderden in de loop van jaren in Waldhûskes (vertaling: woudhuisjes), een stenen variant. Gezelliger en minder benauwend. De nostalgische inrichting doet denken aan Pake en Beppe (vertaling: Opa en Oma). En ook de woningwet-woning en het Jelle Damhûs hebben herkenbaar interieur en decoratie. De woningen laten zien hoe de leefomstandigheden met elk type huis verbeterden.
Overnachten
Het is al vijf uur geweest en drie musea in één dag is wat veel, het Passe-Partout is bovendien 3 maanden geldig. Het laatste museum doen we morgen. Na het zien van de knusse arbeiderswoningen, ben ik benieuwd of er monumentale woudhuisjes zijn om wat langer in te verblijven. Even googelen brengt me bij een gezellig woudhuisje in Drogeham met een ruime bedstee. De rieten dienbladen op tafel geven inspiratie voor de volgende dag: Het vlechtmuseum heb ik vanmiddag in het lijstje zien staan. Dat lijkt me als ambacht een interessant vervolg op het thema.
Ik heb met De Sukerei in Damwoude, Museum Opsterlân in Gorredijk en ’t Kiekhuus in Wolvega nóg drie opties om dieper te duiken in het arbeid en ambacht thema. Goede reden om een tweede Passe-Partout te kopen.
Vervlochten verhalen
Mijn volgende bestemming is Noordwolde, centrum van de vlechtkunst, in het zuiden van De Wouden, niet ver van UNESCO Werelderfgoed ‘De Koloniën van Weldadigheid,’ die ik vooral ken van de gevangenis kolonie Veenhuizen. Dichterbij liggen Willemsoord, Frederiksoord en Wilhelminaoord. De koloniën hadden dezelfde functie als het armenhuis in Noordbergum. De allerarmsten werden er ondergebracht in huizen en aan het werk gezet op het land.
Arbeiders die de koloniën ontvluchtten vormden spitkeet-dorpen op de veenvelden rondom Noordwolde. Turf raakte uit de mode en zo vonden de Spitkeet-dorpelingen nieuw werk in manden vlechten. Vanuit daar ontstond de grote vlechtindustrie in Noordwolde en uiteindelijk de rietvlechtschool waar ik nu het verhaal beleef. De grote foto’s maken het verhaal levendig en geven het museum een eigentijdse uitstraling.
De vlechtindustrie ging ten onder, maar tegenwoordig is rotan weer helemaal hip. Kijk maar in de populaire woonwinkels. Als liefhebber van design is het boeiend om de verschillende ontwerpen door de jaren heen te zien en hoe we opnieuw zijn uitgekomen bij riet en rotan. Er zitten herkenbare modellen tussen, sterker nog, ik ontdekte een versie van de stoel waar ik nu op zit. Toch blijft de geschiedenis en het ontstaan van de vlechtindustrie me het meeste bij. Misschien omdat het meer verbindingen heeft met de andere musea dan ik vooraf had verwacht.
Je begint bij een klompenmuseum en vervolgens zijn de verhalen van de andere musea in elkaar vervlochten, dat is bijzonder. De geschiedenis van arbeid en ambacht van de spitkeet bewoners is een sterke rode draad. Die zal ik binnenkort zeker weer eens oppakken om te zien waar het me nog meer brengt.
Meer informatie
-
Passe-Partout Friese Musea
-
Klompenmuseum
-
De Spitkeet
-
Nationaal Vlechtmuseum